Quiz covering the formation of the present perfect tense in Dutch.
Je hebt geblaft
Je hebt geblafd
Je bent geblafft
We hebben gebrandd
We hebben gebrand
We zijn gebrand
Het heeft gezaaid
Het heeft gezaaied
Het is gezaaid
Ik heb gegroeit
Ik heb gegroeid
Ik ben gegroeid
Jullie zijn gemaakt
Jullie hebben gemaakt
Jullie hebben gemaakd
Wait!
Here's an interesting quiz for you.